woensdag 13 februari 2013

Reflectie.


Reflectie.
Wat hebben we geleerd?
Bij de uitvoering van deze opdracht was samenwerking heel belangrijk. Er moest veel overlegd worden over welke schilderijen we juist wel wilden gebruiken en welke niet, wat we de kinderen aan de hand van het thema Cobra wilden leren en hoe alles op het blog moest komen te staan. Het was leuk om je in een specifieke stroming te verdiepen. Alle vier wisten we ongeveer wat de kunststroming Cobra inhield, maar we hadden ons er nooit eerder in verdiept. Een belangrijk leermoment was de vormgeving van de lessen. We wilden de lessen op een creative manier vormgeven. Knutsellessen worden in het onderwijs vaak op een standaard manier gegeven: de juf legt de opdracht uit en de kinderen tekenen of knutselen het voorbeeld van de juf na. Vanuit de beeldendevorming lessen hebben we geleerd dat je kinderen geen voorbeelden moet laten zien, maar kinderen moet laten werken vanuit hun eigen fantasie en creative vermogen. Dit wilden wij dan ook zeker in onze lessen laten terugkomen. Het was daarom af en toe extra moeilijk om een krachtige beeldvormer in te zetten tijdens de oriëntatiefase. De beeldvormer moest uit het de belevenis wereld van het kind komen, het doel van de les laten zien en aansluiten bij de leeftijd van de kinderen. Op sommige momenten moesten we ook leren ruimer te denken. De kunststroming Cobra en creativiteit moest in onze lessen centraal staan.

Hoe hebben we geleerd?
Door veel met de groepsleden te overleggen en inspiratie met elkaar te delen hebben we onze lessen vormgegeven. Ook hebben we verschillende beeldendevorming methodes bekeken op stage  en op internet. Leuke ideeën schreven wij op en combineerden we met onze eigen ideeën. De informatie van de kunststroming Cobra hebben we verzameld door verschillende internetsites en boeken te bestuderen. Ook hebben we verschillende opdrachten in de praktijk uitgeprobeerd. We namen dan een deel van de les en hebben die uitgevoerd in onze stage. Hier ontdekten wij positieve en negatieve aspecten uit de les, waardoor wij onze lessen konden aanpassen.

Hoe word het resultaat beoordeeld?
Gedurende periode hebben we een blog bij gehouden. Op het blog hebben wij de informatie van de kunststroming en de beeldendlessen gezet. Ook zijn de mind-maps, het plan van aanpak en de informatie over verschillende schilders op het blog terug te vinden. Over het blog, de beeldendevorming lessen en de informatie over de kunststroming Cobra krijgen wij een beoordeling.

Les 1: Theorie les over kleuren



Beeldende vorming les 
theorie les over kleuren


Tijdsduur
60 minuten


Doel
De kinderen weten aan het eind van de les wat het verschil tussen de primaire en de secundaire kleuren. Ze kunnen daarmee emoties uitbeelden in tekeningen. De felle kleuren bij vrolijke emoties en de donkere kleuren bij boze emoties.


De kinderen weten
De kinderen weten welke verschillende kleuren er zijn. Ze weten ook dat felle kleuren bij vrolijke dingen horen en donkere kleuren bij sombere dingen.

De kinderen kunnen
De kinderen kunnen de kleuren mengen.





















Materialen

- Wit papier
- Verschillende kleuren verf
- Digibord
- Potloden


Oriëntatiefase (15 minuten)
We maken gezamenlijk een mindmap met de klas. Wat zijn de primaire kleuren en wat zijn secundaire kleuren? Hebben we ook tertiaire kleuren? Wat zijn dat voor kleuren? We gaan gezamenlijk onderzoeken wat er gebeurt als je rood,geel en blauw gebruikt. We gaan ze onderling mengen.


Rood+Blauw = Secundair
Rood+Geel = Secundair
Rood+Blauw en Geel = tertiaire
Blauw+Geel = Secundair
De uitkomsten gaan we bespreken. We bespreken hoe we een kleur lichter of donkerder kunnen maken. Dit gebeurt door middel van wit en zwart.
Zijn wit en zwart wel echt kleuren?

Kern (30 minuten)
Iedereen krijgt een A4tje. Dit A4tje verdelen de kinderen in tweeën. Aan de linkerkant verven de kinderen een situatie bijvoorbeeld een huis met bloemen. Aan de linkerkant maken de kinderen deze situatie in een vrolijke bui en aan de rechterkant van hetzelfde A4tje tekenen ze de situatie als somber. Als ze dit hebben gemaakt gaan we dit met de klas bespreken. We gaan bekijken wie wat heeft gemaakt en hoe het tegenovergestelde beeld eruitziet. We schrijven op het bord de kenmerken van een vrolijke kant en van een sombere kant. Waar letten we op? Welke kleuren gebruiken we voor welke situatie? Letten we ook op de lichte kant, de donkere kant en de warme en koude kant?

Slot ( 15 minuten)
Bespreken wat er in de les is geleerd. Wat zijn de primaire kleuren en wat de secundaire en tertiaire kleuren? Waar letten we op bij een vrolijke kant en waar letten we op bij een sombere kant. Heeft het te maken met licht en donker? Warme en koude kleuren?



Vragen bij de theorielessen:

Wat zijn harmoniërende kleuren? Harmoniërende kleuren zijn kleuren die goed samengaan.

Wat zijn natuurlijke kleuren? Natuurlijke kleuren zijn kleuren die vooral in de natuur voorkomen. In de natuur kom je ook grijze, zwarte en bruine tinten. Deze kleuren noemen we de aardkleuren.
Wat is een kleurencirkel?
In de kleurencirkel kan je zien hoe het mengen van kleuren mengt.  Rood, blauw en geel zijn de eerste kleuren. Dit noemen we de primaire kleuren. Deze kleuren noemen we zo, omdat ze niet uit andere kleuren worden gemaakt.
Oranje, Paars en  en Groen noemen we de tweede kleuren oftewel de secundaire kleuren.

Wat zijn complementaire kleuren?
Dit zijn de kleuren die tegenover elkaar liggen in de kleurencirkel.





Les 2: Impulsieve kunst en mozaïek


Beeldendevorming les
Impulsievekunst en mozaïek (2D & 3D)


Tijdsduur:
165 minuten


Doel
De kinderen hebben aan het einde van een les een mozaïek gemaakt van een dier, die ontstaan is door het impulsief lijnen trekken op een papier zonder het potlood los te laten en daarna het dier in te kleuren.

Beeldend probleem
Door impulsief lijnen trekken op een wit blad zonder het potlood los te laten, moeten de kinderen een dier in de verschillende vlakken zien. Dit dier wordt nagemaakt door middel van mozaïek.

Dit weten de kinderen
De kinderen kennen veel verschillende diersoorten en kunnen deze herkennen aan verschillende uiterlijke kenmerken. 

Dit kunnen de kinderen
De kinderen kunnen impulsief lijnen trekken op een papier zonder het potlood los te laten. Ook kunnen de kinderen een vorm maken door te mozaïeken.

Materiaal
- Felgekleurde tegeltjes
- Hamer
- Handdoek
- Stapel wit papier
- Kleurpotloden
- Stapel houten plankjes
- Houtlijm
- Voegmateriaal

Begin (15 min)
De leerkracht vertelt de kinderen dat zij zich deze les gaan verdiepen in de kunst van vroeger. Kort wordt er over de kunstgroep: de Cobra iets verteld. De leerkracht gaat in op een schilder: Georges Collignon. Kenmerkend aan zijn schilderijen zijn de verschillende vlakken. Een schilderij wordt er als voorbeeld bijgehaald om het voor de kinderen duidelijker te maken. 













De leerkracht geeft ieder kind een wit papier en de kinderen moeten hierop lijnen trekken over het papier zonder het potlood los te laten. Er ontstaan net als het schilderijverschillende vlakken.

Kern (120 min)
De kinderen hebben nu een blad voor zich met verschillende vlakken. Zij moeten aan de hand van de verschillende uiterlijke kenmerken van dieren een dier vinden die zij net impulsief hebben gekrast. Als zij deze hebben gevonden wordt deze ingekleurd. Het mag een dier zijn met rare afwijkingen, als hij nog wel op het oorspronkelijke dier blijft lijken.












De kinderen knippen het dier uit en trekken dit over op een houten plankje. De tegeltjes moeten in kleine stukken worden geslagen door middel van een handdoek en een hamer. Door de tegels in een handdoek te leggen, vliegen zij niet alle kanten op. De kinderen moeten hun eigen dier mozaïeken door gebruikte maken door veel felle kleuren. De tegeltjes worden opgeplakt met houtlijm.Als dit is opgedroogd wordt het mozaïek een geheel gemaakt door middel van voegmateriaal.

Slot (30 min) 
De kinderen en de leerkracht evalueren terug op de les. De kinderen laten allemaal hun mozaïek zien en laten zien hoe zij hun dier hebben gevonden door impulsiviteit. De leerkracht bespreekt met de kinderen wat zij hebben geleerd en of er dingen zijn waar zij tegen aangelopen zijn. 

Les 3: een fantasiedier timmeren op hout (3D)

Fantasiedier timmeren op hout

Tijdsduur
90 minuten

Doel
Aan het einde van de les hebben alle kinderen een dier gemaakt met hout en spijkers. Ieder heeft hier een deel aan bijgedragen.

Beeldend probleem
De kinderen moeten samenwerken. Ieder maakt een deel van het fantasiedier.

De kinderen weten
De kinderen weten hoe het lichaam van een dier is opgebouwd en welke eigenschappen een dier kan hebben. Ook weten ze hoe je met een hamer een stukje hout met een spijker kunt vastmaken op een houtenplaatje. Tot slot weten de kinderen hoe de kleurencirkel eruit ziet en welke kleuren voor kleurcontrast zorgen.

De kinderen kunnen
De kinderen kunnen met elkaar samenwerken. De kinderen kunnen reflecteren op beeldende kunst aan de hand van kleur gebruik, tips en tops.

Materiaal
- Boek Jip en Janneke.
- Houtenplaatje (schilderijtje).
- Verschillende stukjes hout (ijsstokjes, blokjes, plankjes etc.)
- Verschillende kleuren plakkaatverf.
- Verfschorten.
- Oude kranten.
- Kwasten.
- Spijkers.
- Hamers.

Oriëntatiefase (10 minuten)
De leerkracht lees het verhaal 'touwtje springen' uit het boek Jip en Janneke voor. Je vraagt aan de kinderen waar het verhaal overgaat. In het verhaal gaat over samenwerken. Je vraagt aan de kinderen wat samenwerken inhoudt. Je legt uit dat in deze beeldende les samenwerken heel belangrijk is.

Punten die bij samenwerken belangrijk zijn:
- met elkaar overleggen.
- open staan voor elkaars ideeën.
- fluisteren met elkaar.

Kern (60 minuten)
De kinderen worden verdeeld in groepjes van 4. Elk kind krijgt een houten schilderijtje. Op dit schilderijtje gaan de kinderen een fantasiedier maken door stukjes hout met een spijker op het schilderijtje te timmeren. Elke stukje hout krijgt een vrolijke kleur en de achtergrond (het houten schilderijtje) wordt ook beschilderd. Deze opdracht doen de kinderen niet individueel maar in groepsverband.

Op elke tafel liggen oude kranten om de tafel te beschermen tegen de verf, spijkers, hamers, plakkaat verf en kwasten. Elk kind trekt een verfschort aan.

De kinderen beginnen met het verven van hun achtergrond. Voor het verven van de achterkant krijgen de kinderen 10 minuten. De kinderen kunnen de achtergrond in twee vlakken verdelen, en elk vlak een kleur geven. Ook kunnen de kinderen allemaal vlakken op de achtergrond (dambord patroon) maken en ze allemaal een andere kleur geven. De kinderen mogen zelf kiezen hoe ze de achtergrond vormgeven.

Nadat de kinderen de achtergrond hebben geverfd, schuiven ze hun schilderijtje door naar de buurman. Aan de buurman de taak om te beginnen met het vormgeven van het dier. Het kind mag echter maar een houtje op het schilderijtje timmeren. Hij of zij moet dus kiezen of hij een hoofd, romp, arm of been maakt. Na 2 minuten worden de schilderijtjes weer doorgeschoven. Ieder kind heeft nu een nieuw schilderijtje waar al een achtergrond en een onderdeel van het fantasiedier is te zien. Deze ronde hebben de kinderen weer 3 minuten de taak om een nieuw onderdeel aan het fantasiedier te voegen. Na 2 minuten worden de schilderijtjes weer doorgeschoven binnen het groepje. Na 1 ronde (4 keer 3 minuten) heeft ieder kind weer zijn eigen schilderijtje, het kind voegt weer een onderdeel toe aan het dier en na 2 minuten wordt het schilderijtje weer doorgeschoven na de volgende groepsgenoot. Na 4 rondes heeft ieder kind 3 keer een onderdeel kunnen toevoegen aan hetzelfde schilderijtje.

Na 4 rondes heeft elk kind zijn eigen schilderij weer terug. Nu de taak aan de kinderen om het gemaakte fantasiedier te verven. De kinderen gebruiken vrolijke kleuren. Elk houtje moet een andere kleur krijgen. Bij het verven van het dier werkt elk kind aan zijn eigen schilderijtje.

Slot (10/15 minuten)
De kinderen reflecteren in hun eigen groepje op het resultaat. Wat voor dieren zien de kinderen op de schilderijtjes van hun groepsgenootjes? Wat vinden de kinderen van het kleurgebruik? Zijn er verbeter punten?



Les 4: gezamenlijk een fantasiedier maken (2D)

Gezamenlijk een fantasiedier maken 

Tijdsduur
60 minuten

Doel
Kinderen kunnen aan het einde van de les door middel van samenwerken een fantasiediermaken. Dit doen de kinderen aan de hand van zeshoeken, het gebruik van felle kleuren en hun creatieve vermogen.

Beeldend probleem
Door samenwerking eenkunstwerk te maken.

De kinderen weten
De kinderen weten wat er met het begrip fantasie dieren bedoeld wordt. De leerkracht heeft in voorgaande beeldende vorming lessen verschillende afbeeldingen over fantasiedieren laten zien en kinderen hier opdrachten over gegeven.

De kinderen kunnen
De kinderen kunnen al samenwerkend een doel bereiken.

Materiaal:
- Liedje: ken jij Elmer. http://m.youtube.com/watch?v=CJhGWVtGz_w
- A4 blaadjes met de omtrek van een olifant erop.
- Wasco krijt.
- Voor elk kind twee zeshoeken van wit karton.
- Fototoestel

Orientatiefase (15 minuten)
http://m.youtube.com/watch?v=CJhGWVtGz_w
De kinderen luisteren naar het nummer: Elmer de lapjes olifant (tot 0.53).
Het liedje gaat over een vrolijke olifant met allemaal gekleurde vlakken op zijnlichaam.

De kinderen krijgen allemaal een A4'tje met daarop de omlijning van een olifant. De kinderen hebben 5 minuten de tijd om de olifant op te vullen met een patroon die zij het allermooist vinden. Voorbeelden van patronen zijn: bloemetjes,streepjes, stippen of vierkantjes. Het patroon wordt ingekleurd met wascokrijt.

Natuurlijk bestaat een olifant met gekleurde vlakken, bloemen of stippen niet. De leerkracht vertelt aan de kinderen dat ze vandaag een fantasiedier gaan maken. Dit fantasiedier maken we met de hele klas.

Voorkennis ophalen: Wat is een fantasiedier? Waar denk jeaan als je aan een fantasiedier denkt? Hoe zou jou fantasiedier eruit zien?

Het fantasiedier dat we vandaag gaan maken moet bestaan uit verschillende zeshoeken. Alle zeshoeken hebben een verschillende kleur en patroon. Allereerstkrijgt iedereen zo twee zeshoeken die je gaat versieren een verschillend patroon. Na 15 mintuten leggen we alle zeshoeken bij elkaar op de grond en maken we met de hele klas een fantasiedier. De klas wordt dan in groepjes verdeeld. Elk groepje ontwerpt een ander onderdeel van het fantasiedier. Later worden alle onderdelen samengevoegd tot een dier.

Kern (35 minuten)
De kinderen krijgen allemaal twee zeshoeken. De kinderen kiezen twee verschillende patronen uit en geven elke zeshoek een eigen patroon. Er mag geen wit meer te zien zijn en de kleuren moeten fel zijn. Laat de kinderen zoveel mogelijk gebruik maken van contrastkleuren (gebruiken van de kleurencirkel).

Nadat alle kinderen hun zeshoeken hebben ingekleurd met verschillende patronen, moeter ruimte gemaakt worden in de klas. In het midden van het klaslokaal moet voldoende ruimte zijn om van alle zeshoeken een dier te leggen op de grond.

De kinderen gaan door middel van het aan elkaar schuiven van de zeshoeken een fantasiedier leggen op de grond. Ze zullen hierbij met elkaar moeten samenwerken.

Ook zullen de kinderen een rolverdeling moeten maken:
- een groepje vormt het hoofd.
- een groepje vormt de romp.
- een groepje vormt de poten etc.

Slot (10 minuten)
De kinderen maken van hun gemaakte fantasiedier een foto.

De leerkracht bespreekt met de kinderen wat ze van de opdracht vonden. Wat vonden ze makkelijk? Wat was juist lastiger? Wat zouden ze de volgende keer anders doen?

Les 5: tekening maken met wasco en zwarte verf (2D)

Tekening maken met wasco en zwarte verf

Tijdsduur
70 minuten

Doel
Aan het einde van de les hebben de kinderen een tekening gemaakt met wasco, waarover een laag oost Indische inkt zit, en met behulp van een satéprikker hebben de kinderen een tekening gemaakt van een menselijk lichaam met één aspect van een willekeurig gekozen dier. De krastechniek staat hier centraal.

Beeldend probleem
De kinderen moeten een menselijk lichaam maken maar dit moet minimaal één aspect van een willekeurig gekozen dier bevatten.

De kinderen weten
De kinderen weten hoe een menselijk lichaam is opgebouwd. Ze hebben dit al eerder geoefend en weten welke lichaamsdelen er allemaal zijn.

De kinderen kunnen
De kinderen kunnen met behulp van hun fantasie een menselijk lichaam maken en daar zelf een aspect aan toevoegen. Ze hebben al eerder kennis gemaakt met het maken van fantasiedieren.

Materialen
- A3 papier
- wasco
- zwarte verf
- saté prikkers
- kwast
- kranten

Oriëntatiefase (15 minuten)
Deze les moeten de kinderen een tekening gaan maken. Ik deel aan iedereen een wit A3 papier uit. De kinderen zitten in groepjes van 4. Per groepje krijgen ze een bakje met fel gekleurde wascokrijtjes (rood, blauw, geel, oranje, roze en lichtgroen). Met die wascokrijtjes mogen de kinderen het hele A3 papier kleuren. Het is de bedoeling dat kleurvlakken maken.

Ze hebben hiervoor de les over kleuren gekregen, dus weten wat voor soort kleuren ze bij elkaar kunnen gebruiken. Voor deze les is het type kleur (warm/koud) niet belangrijk, als ze maar weten hoe ze kleurvlakken moeten maken.
De kinderen moeten zorgen dat het hele vel gekleurd is met de wasco. Er mag geen enkel wit stukje meer te zien zijn.

Kern (35 minuten)
Als alle kinderen hun hele A3 vol met de wasco hebben, gaat hier een laag oost Indische inkt over heen. Dit kun je door de kinderen laten doen, maar dan is het wel nodig om het één keer voor te doen. De hele klas kan het dan zien en kunnen het daarna zelfstandig doen. Dit is opzich handig, anders moet je het zelf minimaal 20 keer doen (ligt aan de hoeveelheid kinderen die in je klas zitten). Het kan ook onhandig zijn, aangezien er altijd een stel zijn die hier niet mee om kunnen gaan. 
Als het geheel goed zwart is en ook droog, kan er verder gegaan worden met de opdracht. De kinderen moeten een tekening gaan maken met een satéprikker. Door de wasco en daarover heen de oost Indische inkt ligt er een laagje op het A3 papier. Door met een satéprikker erover heen te krassen, verdwijnt de zwarte laag maar blijft de wasco zitten. De kinderen zullen hier heel enthousiast over worden, ze zullen het mooi vinden. De kinderen moeten een lichaam maken van een mens en er zelf minimaal één aspect van een willekeurig dier aan toevoegen. De kinderen hebben hier ongeveer 35 minuten de tijd voor. Langer de tijd geven is niet handig, kinderen werken vanuit hun fantasie. Zodra je ze langer de tijd gaat geven, gaan ze teveel nadenken en dan is het resultaat minder mooi.

Slot (20 minuten)
Zodra alle tekeningen af zijn, ga je rustig met de kinderen in de kring zitten. Er volgt nu een evaluatie. Hiervoor moet je rustig de tijd nemen. De kinderen kogen hun tekening presenteren aan de rest van de groep. Ze moeten uitleggen welke aspecten van een dier er verwerkt zijn in hun menselijk lichaam en ze moeten uitleggen waarom ze voor dit dier gekozen hebben. Zo leren ze reflecteren op hun eigen werk en zo leren ze dat ze niet bang leven te zijn om iets te presenteren.



Les 6: Maskers van Gips

                                          Maskers van Gips Tijdsduur
Tijdsduur:
Eerste deel: 65 minuten
Tweede deel: 80 minuten


Doel
De kinderen kunnen aan het eind van de les vertellen en laten zien aan elkaar wat voor eensoort emotie ze hebben uitgebeeld met het masker.


Beeldend probleem 
expressiviteit en kleur komen samen in het gezicht


Dit weten de kinderen
de kinderen weten wat emoties zijn en kunnen aan de hand van hun eigen kennis en fantasie een emotie uitbeelden met een masker van gips.


Dit kunnen de kinderen
de kinderen kunnen een emotie uitbeelden.


Orientatiefase (20minuten)
Dit filmpje gaat over verschillende emoties die mensen kunnenhebben. Aan de hand van dit filmpje gaan we de emoties bespreken. Welke emoties kennen we en waar moet je opletten? Als je bijvoorbeeld verbaasd bent, hoe is dan je gezichtsuitdrukking? Nadat het filmpje is afgelopen gaan we met elkaar verschillende emoties uitbeelden. We doen een klein spelletje met emoties. Meteen groepje probeer je door middel van je gezichtsuitdrukking een emotie uit te beelden. De andere kinderen moeten raden wat deze emotie is. Wat zie je goedterug in het gezicht? Hoe staan de ogen, de mond, de wenkbrauwen enzovoorts. Let op allerlei kenmerken van de emoties. Schrijf met je groepje op welke emoties je hebt uitgebeeld en welke kenmerken erbij horen. Daarna gaan we deze kenmerken per emotie op het bord zetten.


Kern (45 minuten)
Ieder kind kiest nu een emotie die hij of zij wilt uitbeelden. Iedereen krijgt folie en gips. Het is de bedoeling dat de kinderen in twee tallen werken en dat zij elkaar helpen met het folie en het gips. Eerst doen ze het folie op het gezicht en daaroverheen kan het andere kind het gips zetten. Zo blijft het gips niet aan het gezicht van de kinderen plakken. De kinderen gebruiken elkaars gezicht als mal. Nadat ze de afdruk van het gezicht terug is te zien in het gips, wordt het gips en het folie van het gezicht gehaald. Nu is de andere aan de beurt. Nadat allebei de kinderen hun mal van de masker hebben gebruikt, maken de kinderen met gips ogen, wenkbrauwen, een mond etc. Aan de ogen, wenkbrauwen en de mond moet de emotie af te lezen zijn.

Vervolg les (60 minuten)
Nadat alle maskers zijn opgedroogd gaan de kinderen hun masker verven. De kinderen maken gebruik van de complementaire kleuren.


Slot (20 minuten)
De kinderen pakken hun masker op zodra het droog is en door middel van de maskers te gebruiken gaan we de emoties nog duidelijker uitbeelden. De kinderen komen 2aan 2 naar voren en door middel van het masker en hun houding, proberen ze hun emotie uit te beelden aan de andere kinderen. De andere kinderen moeten raden wat deze emotie was en hoe je dat zag. Hoe zie je dat aan de lichaamshouding en nog belangrijker: zie je het goed terug in het gezicht?